Wettelijke rente, wettelijke handelsrente en contractuele rente

Geplaatst door: Vincent Melens

Als er niet (tijdig) wordt betaald, dan kan er aanspraak worden gemaakt op rente. Enerzijds is dit een (kleine) prikkel voor de schuldenaar om tot betaling over te gaan. En anderzijds is dit voor de schuldeiser een compensatie voor de periode waarover hij niet over het geld heeft kunnen beschikken. Maar welke verschillende soorten rente bestaan er? Vanaf welk moment kan er rente worden gevorderd? En is er ook een maximale rente die overeengekomen kan worden? Advocaat mr. Vincent Melens van Flinck Advocaten over wettelijke rente, wettelijke handelsrente en contractuele rente.

Wanneer is rente verschuldigd?

Rente is een vorm van schadevergoeding die verschuldigd is als er niet tijdig wordt betaald. Deze betalingsverplichting kan ontstaan uit een overeenkomst, maar kan ook zijn grondslag vinden in een wettelijke regeling. Voorbeelden daarvan zijn: wanprestatie (artikel 6:74 BW), onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW), onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW) en ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). Uitgangspunt is dat er pas rente verschuldigd is als sprake is van ‘verzuim’. Wanneer dat het geval is hangt af van de specifieke wettelijke regeling.

Verzuim bij overeenkomst

Bij een vordering tot betaling van een geldsom uit hoofde van een overeenkomst, geldt in beginsel dat het verzuim intreedt als er niet op de overeengekomen datum is betaald. Is er geen uiterste betaaldatum overeengekomen? Dan geldt als hoofdregel dat een schuldenaar eerst in gebreke gesteld moet worden, voordat hij in verzuim is. Het verzuim kan echter ook intreden zonder ingebrekestelling. Dit is het geval wanneer:

  • Partijen een fatale termijn zijn overeengekomen en de schuldenaar niet op tijd heeft betaald;
  • Nakoming (tijdelijk) onmogelijk is;
  • Wanneer de schuldenaar heeft medegedeeld dat hij niet zal nakomen of uit zijn houding blijkt dat het geen nut heeft om hem in gebreke te stellen.

Is daarvan geen sprake, dan zal een schuldenaar eerst in gebreke moeten worden gesteld voordat hij in verzuim is. Maar wat is een ‘ingebrekestelling’? Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarin de schuldenaar nog een redelijke termijn wordt gegeven om tot betaling over te gaan. Wat een ‘redelijke termijn’ is, hangt af van de omstandigheden van het geval (bijv. de branche waarin partijen werkzaam zijn, de hoogte van het bedrag en of er al eerder is gesommeerd). Op het moment dat de betalingstermijn in de ingebrekestelling is verstreken en er niet is betaald, is de schuldenaar in verzuim. Vanaf dat moment is over het verschuldigde bedrag ook wettelijke rente verschuldigd.

Verzuim bij schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie en onrechtmatige daad

Bij een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van wanprestatie en onrechtmatige daad treedt het verzuim meteen in, zonder dat een ingebrekestelling is vereist (ex artikel 6:83 aanhef onder b BW). Dit betekent dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment dat de vordering tot schadevergoeding opeisbaar is. Wanneer is een vordering tot schadevergoeding opeisbaar? Een vordering tot schadevergoeding is opeisbaar op het moment dat de schade is ontstaan en de vordering tot schadevergoeding niet onmiddellijk wordt voldaan (ex artikel 6:83 aanhef onder b BW). Vanaf dat moment is ook wettelijke rente verschuldigd.

Verzuim bij onverschuldigde betaling

Er zijn ook nog andere verbintenissen die resulteren in een betalingsverplichting. Een voorbeeld daarvan is onverschuldigde betaling. Daarvan is sprake als er een geldsom zonder rechtsgrond is betaald. De ontvanger is dan verplicht om dit bedrag terug te betalen (ex artikel 6:203 BW). De meest voorkomende situaties van onverschuldigde betaling zijn:
een rekening is per ongeluk twee keer betaald;

  • een geldsom is per ongeluk naar een verkeerde bankrekening/partij overgemaakt;
  • een overeenkomst is ontbonden of vernietigd, waardoor de rechtsgrond voor de betaling is komen te vervallen.

De ontvanger van de onverschuldigde betaling is pas wettelijke rente over het bedrag verschuldigd vanaf moment dat hij in verzuim is. In beginsel treedt dit verzuim in op het moment dat de ontvanger in gebreke is gesteld en nalaat om – binnen de gestelde termijn – het bedrag terug te betalen. Het verzuim treedt echter ook zonder ingebrekestelling in wanneer de ontvanger het bedrag te kwader trouw heeft ontvangen (ex artikel 6:205 BW). Als komt vast te staan dat de ontvanger het bedrag te kwader trouw heeft aangenomen, dan geldt dat hij vanaf de dag van ontvangst van het bedrag wettelijke rente is verschuldigd over dit bedrag.

Wanneer is de ontvanger ‘te kwade trouw’? Een ontvanger is te kwader trouw als hij op het moment van ontvangst van het bedrag weet of vermoedt dat dit bedrag niet aan hem is verschuldigd. Volgens de Hoge Raad moet de vraag of sprake is van kwade trouw worden beantwoord aan de hand van de ‘subjectieve kennis’ van de ontvanger: de ontvanger moet op het moment van ontvangst van de betaling daadwerkelijk hebben geweten of in elk geval hebben vermoed dat hij de geldsom onverschuldigd heeft ontvangen. Dat de ontvanger (objectief) had moeten weten dat de betaling onverschuldigd was of bij ontvangst van het bedrag twijfelt over de verschuldigdheid van de betaling, maakt hem nog niet te kwade trouw in de zin van artikel 6:205 BW. De vraag of een ontvanger te kwade trouw is, zal afhangen van de omstandigheden van het geval en is dus niet eenvoudig aan te tonen.

Verzuim bij ongerechtvaardigde verrijking

Als iemand ten koste van een ander ongerechtvaardigd is verrijkt, is hij verplicht om de schade die een ander daardoor lijdt te vergoeden (ex artikel 6:212 BW). Bij een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking treedt het verzuim in nadat de schuldenaar in gebreke is gesteld en hij nalaat om binnen de gestelde termijn te betalen. Vanaf dat moment is de schuldenaar in verzuim en mag de vordering tot schadevergoeding worden vermeerderd met de wettelijke rente.

Welke rente is van toepassing op uw overeenkomst?

Als een partij verplicht is om uit hoofde van een overeenkomst een geldsom te voldoen en in verzuim is, dan is hij over dit bedrag rente verschuldigd. In dat geval kunnen er verschillende soorten rente van toepassing zijn:

  1. de wettelijke rente (voor niet-handelstransacties);
  2. de wettelijke handelsrente (voor handelstransacties);
  3. de contractuele rente.

Wettelijke rente of wettelijke handelsrente

De wettelijke rente is geregeld in artikel 6:119 BW. Deze (gewone) rente is van toepassing op ‘niet-handelstransacties’. In de praktijk gaat het dan om overeenkomsten waarbij particulieren of consumenten betrokken zijn. Daarnaast bestaat er wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW). Deze rente is van toepassing op ‘handelstransacties’. Maar wanneer is er precies sprake van een ‘handelstransactie’? Van een handelstransactie is sprake als een overeenkomst is gesloten tussen ondernemingen of tussen een onderneming en een overheidsinstantie.

Ieder jaar stelt de overheid de hoogte van de wettelijke (handels)rente opnieuw vast. Per 1 januari 2020 is de wettelijke rente vastgesteld op 2% per jaar. De wettelijke handelsrente is aanzienlijk hoger dan de (gewone) wettelijke rente. Per 1 januari 2020 is de wettelijke handelsrente namelijk vastgesteld op 8% per jaar.

Contractuele rente

Naast de wettelijke (handels)rente kunnen partijen ook zelf de hoogte van het rentepercentage bepalen. Dan is er sprake van contractuele rente. Uitgangspunt is dat partijen vrij zijn om de hoogte daarvan vast te stellen. Deze vrijheid is echter niet onbegrensd. Als de contractuele rente in een overeenkomst te hoog is, dan kan de rentebetaling in strijd zijn met de openbare orde en goede zeden en daarmee nietig zijn. Een rentebepaling dat is opgenomen in de algemene voorwaarden kan worden aangemerkt als onredelijk bezwarend en worden vernietigd.

Dat de vrijheid van partijen niet onbegrensd is blijkt uit de rechtspraak. Zo oordeelde het Gerechtshof Leeuwarden dat een rentepercentage van 1.000% per jaar moreel onaanvaardbaar is. Bovendien volgt uit deze uitspraak dat jaarlijkse rentepercentages van 115% en 83,3% eveneens nietig zijn. Of een rentepercentage te hoog is, zal per zaak moeten worden beoordeeld. Zo kon een rentepercentage in een leningsovereenkomst dat van 36% naar 30% en tenslotte naar 15% werd bijgesteld volgens de rechtbank Maastricht wél door de beugel, maar een rentepercentage van 24% per jaar in een aanneemovereenkomst volgens de Hoge Raad niet. Wanneer een rentepercentage te hoog is, zal dus afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval.

Meer informatie?

Wilt u meer informatie over wettelijke rente, wettelijke handelsrente en contractuele rente? Of heeft u na het lezen van dit artikel nog vragen, neem dan contact op met mr. Vincent Melens van Flinck Advocaten op het telefoonnummer: 020-2610234 of per mail: [email protected].