Executie van een pandrecht op roerende zaken

Geplaatst door: Vincent Melens

Een geldgever wil veelal zekerheid dat een geldlening daadwerkelijk wordt terugbetaald. Daarom wordt er vaak een zekerheidsrecht bedongen door de geldgever. Als het zekerheidsrecht wordt gevestigd op een onroerende zaak (bijv. een woning) dan betreft het een hypotheekrecht. Wordt het zekerheidsrecht gevestigd op een roerende zaak (bijv. een auto) of op een vordering (bijv. een debiteurenportefeuille) dan is sprake van een pandrecht. De zekerheid die de geldgever/schuldeiser verkrijgt, bestaat (onder meer) uit het recht dat hij verkrijgt om de zaken, in het geval van verzuim van de geldlener/schuldenaar, te executeren zonder dat hij daarvoor over een executoriale titel hoeft te beschikken. Als het om roerende zaken gaat, dan zal de executie van een pandrecht bestaan uit verkoop van deze zaken. Advocaat mr. Vincent Melens van Flinck Advocaten over de executie van een pandrecht op roerende zaken, en het verschil tussen een bezitloos- en vuistpandrecht op roerende zaken.

Totstandkoming en onderscheid bezitloos- en vuistpandrecht

Uit de wet volgt dat voor de vestiging van een pandrecht noodzakelijk is: (i.) een geldige titel, bijvoorbeeld een overeenkomst waarin partijen afspreken een pandrecht te zullen vestigen, (ii.) een schuldenaar die bevoegd is om over zijn goederen te beschikken en (iii.) een vestigingshandeling. De vestigingshandeling kent twee verschijningsvormen. De roerende zaak kan in de macht van de pandhouder of een derde (bewaarder) worden gebracht. In dat geval is er sprake van een vuistpandrecht. Het is ook mogelijk om een bezitloos pandrecht te vestigen door een authentieke of geregistreerde onderhandse akte. De zaak blijft dan in de macht van de schuldenaar. In de regel geniet de laatste mogelijkheid de voorkeur, omdat de onderneming afhankelijk is van roerende zaken in haar bedrijf.

De executie van een pandrecht op roerende zaken

In de wet is in artikel 3:248 BW neergelegd dat wanneer de schuldenaar in verzuim is met voldoening van hetgeen waarvoor het pand tot waarborg strekt, de pandhouder bevoegd is om het verpande goed te verkopen en het verschuldigde op de opbrengst te verhalen. Dit wordt het recht van parate executie genoemd. Om het recht van parate executie uit te kunnen oefenen, zal de pandhouder de zaken in het leeuwendeel van de gevallen eerst in vuistpand nemen voor zover deze zaken zich niet reeds onder de pandhouder bevonden. De wet geeft hiertoe de bevoegdheid indien de schuldenaar in verzuim is, of indien de schuldeiser goede grond vrezen om te vrezen dat de verplichtingen niet worden nagekomen. Overigens geldt bij het uitoefenen van een (bezitloos) pandrecht, in het geval het onderpand een bodemzaak betreft, een mededelingsplicht aan de fiscus op grond van artikel 22bis Invorderingswet 1990.

Openbare of onderhandse verkoop

Als uitgangspunt geeft de wet dat de goederen openbaar, via een veiling, worden verkocht. De wet bepaalt in dat kader dat die verkoop geschiedt ‘naar de plaatselijke gewoonte’ en ‘op de gebruikelijke voorwaarden’. Kort gezegd dient dus per soort zaak te worden gekeken wat de meest aangewezen wijze van verkoop is. De voorzieningenrechter kan daarnaast op verzoek van zowel de pandhouder als de pandgever bepalen dat de zaak onderhands wordt verkocht. Tot slot is het mogelijk om onderling af te spreken om onderhands te verkopen. Zo een afspraak kan pas vanaf het moment dat de pandhouder bevoegd is om tot verkoop over te gaan en dus niet reeds vooraf bij de totstandkoming.

Verplichte mededeling

Voor zover mogelijk en indien niet anders overeengekomen dient ten minste drie dagen voorafgaand aan de voorgenomen verkoop schriftelijk te worden medegedeeld aan de schuldenaar/pandgever, de wijze van de voorgenomen verkoop, een omschrijving van hetgeen verkocht zal worden en dient de mogelijkheid van lossing (betaling van de hoofdsom + rente en kosten) te worden gegeven. Hetzelfde dient aan hen die op het goed een beperkt recht hebben of daarop beslag hebben medegedeeld te worden.

Uit de opbrengst van de verkoop kan de pandhouder vervolgens worden voldaan. Het restant van de verkoopsom gaat naar (eventueel) andere gerechtigden en naar de schuldenaar/pandgever.

Complicatie: de schuldenaar/pandgever geeft de goederen niet vrijwillig af

Bij zaken waarop een bezitloos pandrecht rust speelt zoals gezegd een complicerende factor. De zaken dienen namelijk in vuistpand te worden genomen voordat zij verkocht kunnen worden. Indien de schuldenaar/pandgever de goederen niet vrijwillig afgeeft, dan kan de schuldeisers leveringsbeslag tot afgifte (laten) leggen door een deurwaarder.

Ligt er een authentieke akte aan het bezitloos pandrecht ten grondslag, dan kan de schuldeiser leveringsbeslag (laten) leggen op de verpande zaken. De deurwaarder zal de zaken dan onder zich nemen en vervolgens afgeven aan de pandhouder. Is het pandrecht echter gevestigd door een geregistreerde onderhandse akte, dan kan de deurwaarder de zaken slechts onder zich nemen nadat verlof is verleend door de voorzieningenrechter en dit verlof met het bijbehorende proces-verbaal is betekend aan de schuldenaar. Nadat de zaken zijn afgegeven kan worden overgegaan tot de verkoop daarvan overeenkomstig de hierboven omschreven regels.

Tot slot bestaat er ook de mogelijkheid om over te gaan tot executie van een pandrecht zonder afgifte te eisen. In dat geval wordt de zaak verkocht terwijl de zaak zich nog bij de pandgever bevindt. Vaak is dit geen aantrekkelijke optie voor een aspirant-koper, waardoor er in de praktijk niet vaak gebruik van gemaakt.

Meer informatie?

Heeft u een pandrecht op roerende zaken en wilt u overgaan tot uitwinning? Of heeft u vragen over de executie van een pandrecht? Aarzelt u dan niet om contact op te nemen met advocaat mr. Vincent Melens van Flinck Advocaten op telefoonnummer 020 – 26 10 234 of per e-mail: [email protected]